Een groeiende groep ondernemers wil niet alleen een bedrijf runnen, maar stelt zich óók tot doel mensen met een beperking in aan de slag te helpen. Een heldere definitie en erkenning voor ‘de sociale firma’* stimuleert deze ontwikkeling en zorgt ervoor dat meer mensen met een beperking aan de slag kunnen komen. Helaas hoort Nederland nu nog bij de achterhoede van Europa: het is één de weinige Europese landen zónder zo’n erkenning.
Vier landelijke partijen, Social Enterprise NL, Cedris, Vebego en PSO-Nederland, pleitten vandaag in de Tweede Kamer voor de landelijke erkenning en de invoering van een keurmerk voor de sociale firma*. Vereiste voor zo’n keurmerk is dat minimaal 30 procent van het werk in een onderneming wordt gedaan door mensen met een beperking. Dat sluit aan bij de Europese definitie voor sociale firma. Het keurmerk kan worden opgenomen in de al bestaande PSO-ladder, een keuringssysteem voor inclusief ondernemerschap.
Erkenning middels een keurmerk maakt het voor sociaal ondernemers gemakkelijk om zich te onderscheiden van andere partijen en middels een juridische positie hun impact first -beleid aan te tonen. Dat kan ook een belangrijke rol spelen bij aanbestedingen. Op termijn kunnen aan die erkenning ook fiscale voordelen of lagere werkgeverslasten worden gekoppeld, zoals in veel andere Europese landen gebruikelijk is. Iets voor op het verlanglijstje bij het belastingplan, wat deze vier partijen betreft.
Jan-Jaap de Haan (Cedris), Mark Hillen (Social Enterprise NL), Arno Bloem (Vebego) en Yuri Starrenburg (PSO-Nederland) boden het voorstel vandaag aan, aan Tweede Kamerleden.
Niet in alle gevallen. Het voorzien in werk voor mensen met een arbeidsbeperking is zeker een maatschappelijke waarde, het heeft impact. Een sociale firma moet echter aan meer criteria voldoen wil zij een social enterprise zijn.
Bron: Meike Zwaan