Door de Participatiewet zijn meer jonggehandicapten aan het werk in vergelijking met de doelgroep van de oude Wajong, concluderen onderzoeksbureau’s SEO, Panteia en de Vrije Universiteit naar aanleiding van onderzoek in de vier grootste gemeenten.
Van de doelgroep van de Wajong was in de maand december in het jaar na de instroom 22 procent aan het werk. Bij dezelfde doelgroep die sinds 2015 onder de Participatiewet valt ligt dat percentage op 27 procent. Die extra vijf procent zou vooral bestaan uit deeltijdbanen, tijdelijke contracten en flexwerk. Volgens de onderzoekers heeft de Participatiewet er tevens voor gezorgd dat meer jonggehandicapten een opleiding volgen en dat er minder jonggehandicapten in aanraking komen met justitie.
De positieve resultaten van de Participatiewet zouden volgens de onderzoekers het gevolg zijn van financiële prikkels voor de jongeren zelf, gemeenten en werkgevers. De uitkering voor jonggehandicapten is sinds de Participatiewet gezakt naar bijstandsniveau waardoor werken aantrekkelijker is geworden. Voor gemeenten geldt de prikkel om het bestand van uitkeringsgerechtigden zo klein mogelijk te krijgen. Voor werkgevers is het aantrekkelijk om jongeren die in de doelgroep van de banenafspraak vallen aan te nemen, omdat zij geen risicodrager zijn in het geval dat een jonggehandicapte werknemer ziek wordt.
Volgens de onderzoekers richten de onderzochte gemeenten (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht) zich voornamelijk op de jonggehandicapten die uitstromen bij het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Dezelfde doelgroep die bij Mbo’s uitstroomt zou minder goed in beeld zijn omdat de samenwerking tussen gemeenten en Mbo-scholen op dit gebied nog niet voldoende is en jonggehandicapten niet altijd als zodanig worden herkend. In het traject waarin een jonggehandicapte na zijn of haar scholing terecht komt, zijn verschillen tussen de onderzochte gemeenten. In Amsterdam en Rotterdam. Zo is er in Amsterdam en Rotterdam kans dat een jonggehandicapte naar een gespecialiseerde afdeling wordt doorverwezen, terwijl deze doelgroep in Den Haag en Utrecht in een reguliere Participatiewet-procedure met wachttijd en sollicitatieplicht terecht komt. Daardoor krijgt een belangrijk deel van de doelgroep volgens de onderzoekers nog geen gespecialiseerde hulp.
De samenwerking tussen gemeenten, werkgeverservicepunten en het UWV om jonggehandicapten aan het werk te helpen kan volgens de onderzoekers nog beter. Volgens de onderzoekers komt het nog vaak voor dat verschillende gemeentelijke afdelingen, werkgeverservicepunten en het UWV met elkaar concurreren om de schaarse banen die voor de doelgroep beschikbaar zijn. Ook schrijven de onderzoekers dat gemeenten zich meer lijken in te spannen voor jonggehandicapten met een relatief kleine afstand tot de arbeidsmarkt. Dat zou het meeste besparingen opleveren doordat gemeenten bij dit deel van de doelgroep minder geld kwijt zijn aan loonkostensubsidies.